Henry Fords vervlogen droom

1651
In 1927 besloot automagnaat Henry Ford tot de bouw van Fordlandia: een stad naar zijn eigen inzichten in het hart van de Amazone. Het bleek niet alleen gedurfd en visionair, maar ook tot mislukken gedoemd. Wel levert het een boek op dat leest als een trein.

Het begon allemaal met Winston Churchill, die in 1919 de Britse minister van koloniën was. Hij stelde aan zijn Nederlandse en Franse collega’s voor een rubberkartel te vormen, om productie en prijzen te reguleren. Hun koloniën waren goed voor het leeuwendeel van de wereldwijde rubberplantages. De Amerikanen waren furieus, met name de automobielfabrikanten onder hen, en nog meer in het bijzonder de grootste automobielfabrikant en rijkste man ter wereld, Henry Ford.

Ford legde contact met Brazilië en regelde een stuk land in de Amazone van zo’n 10.000 vierkante kilometer, ongeveer een kwart van Nederland. Daar zou hij een rubberplantage beginnen. En niet zomaar een plantage, maar een modelplantage. Ford had immers naam gemaakt met ordentelijke massaproductie. Zijn rubberplantage zou een fabriek worden, efficiënt en tegelijk humaan. Hij beloofde de Braziliaanse consul dat zijn rubbertappers wel tien keer zoveel zouden verdienen als nu en dat hij even goed voor ze zou zorgen als voor zijn Amerikaanse arbeiders.

Greg Grandin, hoogleraar techniekgeschiedenis aan New York University, is al op een kwart van zijn boek ‘Fordlandia’ voordat de eerste werknemers van Ford daadwerkelijk in de Amazone aankomen. Het blijkt allemaal toch wat lastiger dan gedacht, de jungle platbranden en een plantage aanleggen, maar de plantage komt er wel, in 1928: allemaal keurige rijen bomen en dito huisjes waarin de arbeiders moesten wonen. Schooltje erbij, kinderen een uniform aan (net als hun vaders), dance hall, golfparcours, winkels – in het hart van de jungle ontstond een ideale Amerikaanse stad.

Er waren wel wat culturele problemen. De lokale arbeiders waren niet gewend aan geld, maar verwachtten in natura uitbetaald te worden. Hun werktempo richtten ze in naar de hitte van de zon, niet de klok. Bij knetterende regen werken vonden ze ook niet zinvol. De kininepillen die ze verplicht moesten slikken, wantrouwden ze. De vrijgezellen onder hen vonden het niet leuk dat ze niet de plantage af mochten om een bordeel te bezoeken. Op 22 december 1930 sloeg de vlam in de pan, toen het management besloot dat arbeiders niet langer bediend zouden worden in de eetzaal, maar zelf hun maal moesten halen aan de balie. Grote opstoppingen waren het gevolg. Een woeste menigte trok door Fordlandia en brak de boel af.

Ford probeerde het nog een keer. Het tweede Fordlandia ging in 1945 ten onder. Het goed geïllustreerde boek van Grandin is het product van uitgebreid onderzoek door een heel team, niet alleen op basis van archieven, maar ook van bezoeken en gesprekken ter plekke. Het resultaat is een tragikomedie die leest als een trein.

Greg Grandin, ‘Fordlandia’, Icon Books, 2010.