Seksrobots

1680

Op een druilerige dinsdagochtend in september gaf ik aan de Haagse Hogeschool een gastcollege over ethiek en informatiesystemen. Mijn gehoor bestond uit zowel harde technici als meer toepassingsgerichte studenten. Vooral de eerste groep, zo was ik gewaarschuwd, had de neiging om een product over de schutting te gooien en zich niet meer verantwoordelijk te voelen voor het gebruik ervan. Daar waar deze houding juridische consequenties kon hebben, begrepen ze wel dat ze er rekening mee moesten houden, maar voor morele dimensies hadden ze niet zo’n goede antenne.

Ik besloot ze dus maar eens voor het blok te zetten en legde ze een stevige case voor. Ze werkten bij een bedrijf dat medische simulaties maakte. Huidige generaties medische studenten oefenden op levenloze kunststof dummy’s, maar hun bedrijf was in staat daar leven in te brengen. Denk bijvoorbeeld aan een rubber hart dat dankzij slimme sensoren en actuatoren werkelijk klopt, zodat verschillende hartaandoeningen gediagnosticeerd kunnen worden, alsmede de reactie van de artsen in spe daarop. De ontwerpen kwamen tot stand door eisen van chirurgen in kaart te brengen en diepgaande analyse van medische data. Kortom, ze hadden een mooi, uitdagend beroep.

Op een dag, zo ging de case, kwam de baas van het ontwerpteam met een vervelende mededeling. Door overheidsbezuinigingen op zorgbudgetten ging het niet goed in de medische onderzoeksbranche. Het bedrijf moest zijn expertise breder inzetten. Gelukkig was er een nieuwe klant gevonden, een fabrikant van sekspoppen. Hier begon het voorspelbare gegniffel in het zaaltje. Dat hield prompt op toen ik eraan toevoegde dat hun team een speciale sekspop moest ontwerpen, namelijk eentje voor gebruik door pedofielen.

Hoe reageer je als ingenieur als je zo’n opdracht krijgt? De studenten mochten het in groepjes bespreken. Eén groepje, vermoedelijk niet toevallig hetgene waar de enige twee meisjes van het gezelschap in zaten, kwam niet verder dan wat voor zich uitstaren. Na afloop was hun inbreng ook kort: te walgelijk voor woorden, daar doen we niet aan mee.

Het tweede groepje kwam na overleg ook tot de conclusie dat ze de opdracht niet zou aanvaarden, maar voerde rationele argumenten aan: slecht voor de reputatie van het bedrijf en de individuele werknemers. Het derde groepje bleek gevoelig voor het vergoelijkende argument dat ik had aangereikt: zo lang pedofielen met hun sekspop bezig zijn, sleuren ze geen kleuters de bosjes in. Ze wilden onderzocht hebben of de pedosekspop daadwerkelijk tot een daling van kindermisbruik zou kunnen leiden. Dan waren ze wel bereid zich over hun intuïtieve bezwaren heen te zetten.

Ik kon tevreden zijn: de groepjes waren wel tot verschillende conclusies gekomen, maar allemaal hadden ze onderkend dat er gevallen zijn waarin een puur technische benadering je emotioneel klem zet. Natuurlijk was het voorbeeld extreem (zij het niet geheel denkbeeldig, want als een technologie voor seks valt in te zetten, gebeurt dat vroeg of laat ook), maar ze begrepen goed dat er een glijdende schaal was en dat je je altijd moest afvragen waar op die schaal je zat.

Tien minuten later kwamen we over militaire robots te spreken. Opvallend genoeg bleken de studenten daar veel minder moeite mee te hebben. Vernietigingstechnologie bestaat sowieso, redeneerden ze, dus of ze een andere technologie ontwikkelden droeg aan het leed in de wereld niet bij. Inzet van robots op het slagveld zou misschien tot meer burgerslachtoffers leiden, maar als dat een consideratie was, zou men geen steden bombarderen en dat gebeurde toch ook?

Eigenlijk bevestigde hun visie op militaire technologie dat zij een persoonlijke afweging maakten en niet een verstandelijke, ondanks de pogingen tot rationaliseren. Immers, als je puur naar de feiten kijkt, leidt militaire technologie tot meer lichamelijke en geestelijke schade voor kinderen dan een seksrobot. Het is de emotie die ingeeft dat pedofielen aan hun gerief helpen erger is dan oorlog voeren. Maatschappelijk is het laatste ook aanvaardbaarder, althans zo lang het in een ver land gebeurt. Ethiek, het blijft een boeiend maar ongrijpbaar vakgebied.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 16, 2010.