Menno Wigman – Mijn naam is legioen

1901

Uit de pen van Menno Wigman krijgt zelfs een liefdesgedicht iets sombers mee. Het kan komen omdat ik steeds zijn zware, trage stem erbij hoorde tijdens het lezen van zijn jongste bundel Mijn naam is Legioen, want welbeschouwd is er niet zoveel zwartgallig aan strofes als:

Ik in haar bed en zij die net de douche uit stapt.
Zoals zij loopt, zoals zij naakt het huis door loopt,
zo zullen vanaf nu de dagen lopen.

Het kan natuurlijk ook de context zijn. Twee tedere liefdesverzen verwacht je niet na een gedicht over een taxidermist dat begint met de woorden: De halve ark van Noach lag hier in de vriezer. Je verwacht bij Wigman domweg niet dat het ergens vrolijk gaat worden, behalve na afloop van zijn voorlezing in de kroeg dan.

Hoe dan ook, Wigman is een van Nederlands sterkste dichters van dit moment, die eigentijdse onderwerpen in robuust gepolijste taal weet te gieten. Niet iedereen is het gegeven poëzie te bedrijven onder de titel ‘Tuincentrum Osdorp’ zonder zich belachelijk te maken.