Twee romans van Daniël Dee

Precies vier weken geleden was ik voor het eerst weer eens in een kroeg, voor de presentatie van De geschiedenis van Marthe, het tweede deel van een tweeluik dat begon met De echo van mijn voetstappen. Inmiddels heb ik ze gelezen. Daniël Dee schetst in beide een Rotterdam dat tegelijkertijd rauwrealistisch en onwerkelijk is.

De eerste roman speelt zich af in een ontvolkt Bospolder-Tussendijken. De hoofdpersoon wordt wakker, de wijk is een eiland geworden en behalve hij is er niemand meer. Zijn plundertochten door de wijk om aan eten te komen, worden afgewisseld met korte verhalen. De tweede roman heeft een wat grotere actieradius in de stad. De hoofdpersoon verdient geld aan zijn gave om met doden te praten, maar dan komt er een serieuze zaak op zijn pad die alles op scherp zet.

Ontroerend

Het fijne van dit romanduo is dat ze loskomen van het fletse naturalisme dat de Nederlandse literatuur al zo lang teistert. Jammer is dat Dee ergens nog de behoefte voelt het surrealisme te rechtvaardigen, door zijn hoofdpersoon te laten vertellen dat het inderdaad heel onwerkelijk is allemaal. Sowieso heeft de hoofdpersoon (in beide gevallen een cynische man van middelbare leeftijd met huwelijksgedoe) een neiging tot oeverloos babbelen. Sommige lezers vinden dat fijn, maar van mij hoeft het niet.

Daar staat tegenover dat Daniël Dee op zijn sterkste momenten juist heel precies kan formuleren. Het slot van Marthe, bijvoorbeeld, is sterk, zelfs ontroerend, omdat de hoofdpersoon even niet met zichzelf bezig is, maar met de mensen wier lot hij in handen heeft gekregen. Kortom, met plezier gelezen.

NB Ik ken de auteur al twintig jaar en hij was mijn redacteur bij Douane. We wonen hemelsbreed honderd meter bij elkaar vandaan en in Marthe zit een personage dat woont in wat onmiskenbaar mijn huis is. Dus alle begrip als u mij niet op mijn woord vertrouwt en zelf wilt lezen of het een beetje klopt wat ik beweer. In ieder geval haalt u dan twee prachtig vormgegeven beoeken in huis.