De hoogleraar wordt een googelaar

260

Onlangs belandde een dun boekje op mijn bureau, ‘The tragedy of Edward Teller’. Het is een toneelstuk in twee bedrijven over de Joods-Hongaars-Amerikaanse natuurkundige die te boek staat als de vader van de waterstofbom en als een lastige ijdeltuit. Teller – even snel voor degenen die hem niet kennen – was een natuurkundige in de beste Duitse traditie, een leerling van Werner Heisenberg, die voor de nazi’s naar Amerika vluchtte en daar een rol kreeg in het Manhattan project om de atoombom te ontwerpen.

Veel van zijn collega’s kregen na de bommen op Hiroshima en Nagasaki pacifistische trekjes. Teller niet. Hij vond communisten net zo erg als nazi’s. Daar maakte hij geen vrienden mee, zeker niet toen hij tijdens de communistenjacht voor de Amerikaanse senaat getuigde tegen de leider van het Manhattan-project, Robert Oppenheimer. Ondertussen werd Teller een van de leidende breinen achter de ontwikkeling van de waterstofbom. Hét brein, vond hij zelf, hoewel velen in zijn omgeving daar anders over dachten. Volgens sommigen stond hij model voor Stanley Kubrick’s dr. Strangelove.

In zijn latere leven bedacht Teller een systeem van satellieten dat Russische kernraketten zou moeten onderscheppen voor ze Amerikaans grondgebied naderden. President Ronald Reagan vond het prachtig, maar tegenstanders noemden het vanwege de technische onhaalbaarheid denigrerend ‘Star Wars’. Een hartaanval in 1979 weet hij aan Jane Fonda, vanwege haar anti-nucleaire rol in ‘The China Syndrome’.

Kortom, dankbaar onderwerp voor een tragedie. Het toneelstuk is vooral een apologie. Teller, overleden in 2003, verdedigt zich tegen alle aantijgingen die hij in zijn leven over zich heen kreeg. Hij had helemaal niks tegen Oppenheimer en de kernwapenwedloop was nodig om de Sovjet-Unie af te schrikken. De auteur van het stuk had duidelijk niet het uitputten van de dramatische mogelijkheden tot doel.

Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik ook geen meesterwerk verwachtte toen ik het begon te lezen. Ik las het, omdat het me was toegezonden door de auteur, István Hargittai, hoogleraar kristallografie aan de TU Budapest. Het boekje was uitgegeven door de Hongaarse Academie van Wetenschappen. En dat vond ik nu eenmaal ontzettend charmant, omdat het getuigt van ouderwetse veelzijdigheid.

Hargittai is in de eerste plaats wetenschapper, met tientallen artikelen op zijn naam, vele gastdocentschappen over de hele wereld en twee eredoctoraten. Verder houdt hij van schrijven. Samen met zijn vrouw of zoon of dochter, eveneens fysisch-chemici, publiceerde hij zes dikke pillen interviews met grote natuurkundigen. Het toneelstuk schudde hij even uit zijn mouw als bijproduct van een levendige biografie over vijf Hongaarse wizzkids, onder wie Teller, die carriére maakten in de VS.

Daarmee staat Hargittai wat mij betreft voor een stukje academische traditie waarvan de teloorgang mij aan het hart gaat. Ik vind namelijk dat een hoogleraar breed geori&eauml;nteerd moet zijn. Hij moet niet alleen collega-vakidioten inspireren, maar universele eruditie uitstralen.

Eigenlijk vind ik dat elke hoogleraar, ook als hij is aangenomen om nieuwe coatings voor landinggestellen te ontwikkelen of de zelfherstellende eigenschappen van beton te bestuderen, iets zinnigs moet kunnen zeggen over het werk van William Shakespeare, het dadaïsme en de symfonieën van Mahler.

Nu spreek ik voor mijn werk best regelmatig hoogleraren, maar breed geïnteresseerde types kom ik steeds minder tegen. Ik denk ook niet dat een toneelstuk op je naam enige indruk maakt op de selectiecommissies voor het ambt. De nadruk ligt meer en meer op de publicatielijst, een maat voor de monomanie waarmee betrokkene zich in zijn vakgebied heeft opgesloten.

Universitaire docenten klagen over de beperkte algemene kennis die de huidige generatie eerstejaars van school meebrengt. Ze zijn eenzijdig gefocust op het vergaren van precies die kennis die nodig is voor het eindexamen. Die instelling zet zich voort tijdens de studie. Voor een academische carrière hoeft dat gelukkig geen probleem meer te zijn, want daarvoor hoef je alleen de publicatiecriteria van Nature en Science goed te kennen. Als de hoogleraar van de toekomst wil weten wie Edward Teller, Stanley Kubrick, Ronald Reagan of Jane Fonda was, raadpleegt hij Google wel even.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 1, 2007.