Voor de tweede keer binnen een uur kwam er vervaarlijk gesis en gerommel onder de Landrover vandaan. Lekke band. We hadden de bewoonde wereld een halve dag geleden achter ons gelaten. Er was geen weg, alleen sporen van eerdere jeeps tussen de stenen en het zand. Redding was, met andere woorden, bepaald niet nabij. Allemaal uitstappen, gebaarde Fidel, de chauffeur.
Een uurtje geleden had hij in krap twintig minuten de auto opgekrikt, de reserveband van het dak gehaald, de banden gewisseld en de oude band terug op het dak gelegd. En dat allemaal bij temperaturen rond het vriespunt en een snijdende, kurkdroge wind. We stonden hier met z’n allen in een levensgrote vriesdroger. Voordat ik met de anderen als een groepje pinguïns ging samenscholen, vroeg ik Fidel wat er nu ging gebeuren. We hadden immers geen reserveband meer.
‘Vamos a pacharlo’, zei Fidel opgewekt.