Sinds de universiteit hem op z’n 65ste met pensioen stuurde, reist mijn vader de halve wereld af om colleges te geven in landen waar je op die leeftijd nog niet wordt afgeschreven. Aanbiedingen voor een vaste aanstelling legt hij naast zich neer en hij heeft ook het aantal reizen gerantsoeneerd, maar anders zou hij voor de komende jaren volgeboekt kunnen zijn. Kortom, de hele aow-discussie is aan hem niet besteed.
Deze maand verscheen zijn tweede magnum opus. Het is maar half zo dik als het eerste, maar toch altijd nog een kloeke 450 pagina’s. ‘Jesus Christ in world history’ traceert hoe binnen en buiten het christendom in de loop van twintig eeuwen tegen de figuur van Jezus en tegen zijn volgelingen werd aangekeken.
Verwacht geen Karen Armstrong-achtige rollende zinnen. Mijn vader is meer een encyclopedist. Iedereen die iets belangwekkends over Jezus gezegd heeft, komt aan het woord. Het aantal harde feiten per pagina loopt in de vele tientallen. Op sommige bladzijden nemen de voetnoten meer ruimte in dan de lopende tekst. Gelukkig blijft er ook ruimte voor anekdotes en citaten. Bijvoorbeeld deze van de Sri Lankaanse buddhistische priester Migettuwatte Gunananda, die in 1873 helder liet weten niets in Jezus te zien:
“At the birth of one who is to bring happiness to this world, a good omen must present itself, and as the slaughter of children was not a good sign, there was no doubt that it only portended the introduction of a false religion on earth and consequent evil to man.”