Gerwin van der Werf: De krater

Boekenweekgeschenken zijn doorgaans vluggertjes met beperkte literaire waarde. Daarom is het een goed idee dat het CPNB dit jaar is teruggekeerd naar het oorspronkelijke concept, waarbij erkende auteurs anoniem iets kunnen inzenden waar ze langer op hebben kunnen broeden, in plaats van dat een aangezochte, zeer vereerde schrijver snel iets in elkaar moet flansen. De krater van Gerwin van der Werf is namelijk een prima, doorwrochte novelle.

De zestienjarige Eden heeft bedacht dat ze haar broertje Benjamin van zijn depressie gaat redden door hem samen met haar oudere broer Johnny (die een rijbewijs heeft) naar de krater van Steinheim te rijden. Benji is immers gek op meteorieten en als hij dan eenmaal Steinhem bezocht heeft, krijgt hij vast weer zin in het leven. Een geniaal plan, in elk geval als je zestien jaar bent. Dat niet alles loop zoals Eden het bedacht heeft, spreekt voor zich.

De novelle is een luchtige roadtrip met een serieuze ondertoon. Nuchter, liefdevol en met gevoel voor humor verteld door Van der Werf, die het verhaal tegen het eind wat te vol laadt met onnodige zijpaden (hallucinaties en genderissues). Met veel plezier gelezen.

Safae el Khannoussi: Oroppa

Oroppa, de gelauwerde roman van Safae el Khannoussi, begint met een oude vrouw die opstaat uit de dood, om vervolgens in het eerste van vier delen over te gaan op elkaar heen buitelende anekdotes. Gelukkig bleef het daarbij qua parallellen met mijn eigen Magda is overal. Het geeft toch een beetje een unheimisch gevoel als iemand op dezelfde ideeën gekomen is als jij.

De roman gaat over het leven van Salomé Abergel, een Marokkaanse van Joodse komaf, die jarenlang gevangen heeft gezeten onder het schrikbewind van Mohammed V en daarna een succesvol bestaan als kunstenaar in Amsterdam heeft opgebouwd. In het begin van het verhaal verdwijnt ze van de aardbodem. De reden daarvoor wordt duidelijk in de loop van het relaas van een van haar beulen, dat het tweede deel van de roman vormt. Op een abstracter niveau gaat de roman over macht en machteloosheid.

Oroppa zit plotmatig vernuftig in elkaar. In het eerste deel worden enkele lijntjes uitgezet die niet terugkeren, wat doet vermoeden dat het oorspronkelijke manuscript dikker was maar door de uitgeverij onnavolgbaar werd bevonden. Her en der zitten nog wat sporen van studentikoos taalgebruik – misschien oudere passages? Maar al met al vond ik dat deze roman absoluut de superlatieven verdient waarmee ze is overladen.

Han Kang: Greek Lessons

Greek lessons is de tweede roman van Han Kang, die ik las na De Vegetariër. Het is een intieme vertelling over een Koreaanse leraar oud-Grieks, die blind aan het worden is, en een cursist die lang geleden haar spraak verloor. Beiden vertellen, langs elkaar heen, over hun levensloop. Pas tegen het eind brengt een noodlottig voorval hen dichter bij elkaar.

Han Kang heeft de gave om mensen te portretteren door hun kleine, dagelijks bezigheden te beschrijven, afgewisseld met meer beschouwende passages en associatieve, poëtische teksten, zonder dat het gekunsteld wordt. Niet alleen knap, maar ook effectief, in de zin dat sympathie voor de beide ploeteraars zich van je meester maakt.

Sidenote: vooraf vroeg ik me af waarom er in Korea in ’s hemelsnaam lessen oud-Grieks gegeven worden. Tot het boek me herinnerde aan de groei van het christendom in dat land en dus belangstelling voor de taal waarin het Nieuwe Testament geschreven is.

Alain Mabanckou – Broken Glass

Quartier Trois Cents is een arbeidersbuurt in Pointe-Noire, de economische hoofdstand van de Republiek Congo (Brazzaville). Het is de plek waar schrijver Alian Mabanckou opgroeide en waar veel van zijn romans zich afspelen. Dat geldt ook voor Broken Glass, waarin een aan lager wal geraakte leraar het leven van de stamgasten in de bar Credit Gone West beschrijft. Zoals je mag verwachten gaat het vooral over alcohol en lagere menselijke driften, met af en toe een vleugje mededogen.

Vanwege het ontbreken van interpunctie – het is tenslotte de semi-coherente monoloog van een dronkelap – moest ik me er even toe zetten, maar als je eenmaal in de flow zit, leest het lekker weg. Dat het zich in een straatarm Afrikaans land afspeelt, komt slechts zijdelings aan bod, bijvoorbeeld als een van de stamgasten vertelt over het onbedoelde racisme van de Franse schoonouders die hij ooit had. Verder zou de bar overal kunnen staan. Dat vond ik ergens wel weer jammer.

Esther Kinsky – Rombo

Eigenlijk zijn boeken als Rombo van Esther Kinsky niet aan mij besteed. Het is een nagenoeg plotloze verzameling impressies: veel landschapsbeschrijvingen, passages uit encyclopedieën en verhalen van bewoners uit het dal in Friulië dat in mei 1976 getroffen werd door een zware aardbeving, met heftige naschokken in september. De natuurramp verandert niet alleen mensenlevens, maar ook het landschap.

Toch heb ik het boek gefascineerd zitten lezen. Gewoon omdat het op niks anders leek. Kinsky wisselt moeiteloos van stijl tussen de afstandelijke landschapsbeschrijvingen en empathische menselijke verhalen, zelfs zonder dat het nadrukkelijk opvalt (in het eerste geval zijn de zinnen wat langer – dat is een van de tekenen). En als het af en toe wat wijdlopig werd, kon ik rustig een stukje overslaan, in de wetenschap dat ik toch geen belangrijke plotinformatie zou missen.

Gerda Blees: Wij zijn licht

Het uitgangspunt van Wij zijn licht, de bekroonde debuutroman van Gerda Blees, is een krantenberichtje over een woongemeenschap die besloot te gaan leven van het licht. Energie uit voedsel was niet meer nodig. Dat ging goed tot een van hen overleed aan ondervoeding. Blees’ roman is nadrukkelijk geen reconstructie maar een poging zich in te leven wat mensen beweegt om elkaar op deze manier gek te maken.

Bijzonder aan het boek is vooral de wijze van vertellen. Er is een alwetende verteller, die in ieder hoofdstuk een andere gedaante aanneemt, van voorwerpen tot abstracties. In het slothoofdstuk is de verteller het licht zelf. Halverwege is het verhaal zelf de verteller en geeft alvast aan de lezer weg wat er de komende bladzijden te gebeuren staat. Mooi gevonden, maar op een gegeven moment vond ik het een beetje geforceerd aandoen.

Aimé Césaire: Return to my native land

Cahier d’un retour au pays natal, in de Engelse versie die ik las Return to my native land is het meesterwerk van schrijver Aimé Césaire, die als politicus jarenlang zijn Martinique vertegenwoordigde in het Franse parlement. Het narratieve gedicht van zestig pagina’s begint met een verteller die zich bewust wordt van zijn plek in het leven en eindigt met een harde veroordeling van het koloniale systeem.

Poëzie is niet mijn sterkste kant. Dit gedicht is bovendien duidelijk bedoeld om voor te dragen. Je voelt de woede steeds verder opstijgen en wilt daar een stem bij horen. Waarschijnlijk kun je het op twee manieren lezen. Zin voor zin proberen te begrijpen wat Aimé Césaire bedoelt te zetten. Of de sfeer en intenties oppikken terwijl je de tekst over je heen laat komen. Ik koos voor het laatste. Dat was genoeg om de kracht te proeven die eruit opspat.

Lees verder Aimé Césaire: Return to my native land

William Golding & Aimée de Jongh: Lord of the Flies

Zelf kende ik alleen de reputatie van Lord of the Flies, als een parabel over het uiteenvallen van de beschaving onder een groepje jongens dat strand op een eiland. Ik stelde het me voor als een vrij gruwelijk boek, maar voor de bewerking tot graphic novel door Aimée de Jongh geldt dat in elk geval niet. Ja, er vallen twee doden, maar om de verwilderde jongens nou neer te zetten als de kinderen van de duivel (zoals de titel suggereert) is wat overdreven.

Enfin, ik las de graphic novel in de eerste plaats omdat ik het werk van Aimée de Jongh bewonder (en de gigantische productie die ze draait). Visueel vond ik het minder overdonderend dan Dagen van Zand, maar dat kan ook gewenning zijn aan de manier waarop ze kleur – meer dan de illustraties zelf – gebruikt om sfeer op te roepen. Uiteindelijk vond ik het beeld sterker dan het verhaal.

Joseph Brodsky: Watermark

Voor wie wel eens op een heiïge winterse dag in Venetië geweest is, biedt Watermark van Joseph Brodsky een fijne sfeerimpressie. Onder zonlicht is de stad prachtig blauw en wit (als je de toeristen even wegdenkt), maar mist trekt het mysterieuze karakter omhoog: steegjes waarvan je het einde niet ziet, gedempte geluiden. Het is sowieso al een stad waar je makkelijk verdwaalt, maar in de winter moet je er echt goed thuis zijn om je onderkomen terug te vinden.

Brodsky, die jarenlang de winters schrijvend in Venetië doorbracht, babbelt er vrolijk op los in Watermark, een allegaartje van anekdotes, waarnemingen en bespiegelingen. Erudiet zonder opdringerig te worden. Aangenaam om te lezen, vooral als het aan je eigen herinneringen appelleert, maar niet het meesterwerk waarvoor het soms gehouden wordt.