De klok verstookt dertig tot veertig procent van de totale energie die een processor opsoupeert. Dat is nogal wat voor een onderdeel dat zelf niks uitrekent. Toch is een klok erg handig, want hij deelt de werkzaamheden van een chip op in duidelijke stappen. Niet alle signalen op de chip zijn immers even lang onderweg en je wilt zeker weten dat elk signaal verwerkt is voor je aan de volgende rekenstap begint.
In de nieuwste generatie chipmachines van ASML wordt een druppel water heen en weer geschoven over de wafer. Betere optica is het gevolg, en dus kleinere chips. De wereld zat erop te wachten, want de oorspronkelijke weg naar kleinere chips was hobbeliger dan verwacht.
De chipsindustrie is zo complex en met investeringen gaan zoveel miljoenen gepaard dat geen enkel bedrijf, hoe groot ook, het zich een gokje kan veroorloven. Niemand ontwikkelt zomaar een nieuwe machine. Klanten worden gepolst, die op hun beurt hun klanten consulteren, enzovoort. Uit dat poldermodel van de chips komt een roadmap voort, een gemiddelde richting der neuzen. Wie achterblijft, kan het vergeten, wie voorloopt, krijg te maken met huiverige afnemers.
Maar het is geen minuscuul scherm dat zich ergens in de opstelling bevindt. Het beeld wordt direct door een laser op het netvlies geprojecteerd. De opstelling, door De Wit aan de TU Delft gebouwd voor zijn promotie-onderzoek, is de eerste in zijn soort. Het apparaat zet de deur open naar virtual reality van hoge kwaliteit.
Cruciaal voor transistoren, de minuscule schakelaars die met honderden miljoenen tegelijk op een chip zitten, is het precies beheersen van de elektrische stroompjes. Daarvoor zijn geleiders, halfgeleiders en isolatoren nodig. Geleiders zijn doorgaans metalen, zoals aluminium en koper. Zuiver silicium is een halfgeleider, maar in de vorm van siliciumoxide (zand) is het een isolator. Juist die twee vormen maken silicium een ideaal materiaal voor chips. Door silicium met zuurstof te beschieten, maak je er oxide van – de halfgeleider wordt isolator. Bovendien is silicium alom te vinden en dus relatief goedkoop, hoewel het vervaardigen van plakken zuiver silicium uit zand een bewerkelijk proces is.
In de regentijd is het dak van de wereld nat. Grauwe wolken hangen over de Himalayatoppen en de drassige groene hoogvlakte die het hart van Tibet vormt. Snelstromende rivieren slaan regelmatig stukken van de wegen weg – alleen de wegen tussen de drie grootste steden zijn verhard.
Vanuit de hoofdstad Lhasa loopt een grotendeels onverharde weg naar het Chinese achterland. Die weg gaat vanuit de vlakte de noordelijke bergen in, over de ijskoude Tanggula pas (5180 meter), door een landschap dat de bron is van drie grote rivieren (Hoangho, Yangtze en Mekong), maar geleidelijk steeds droger en leger wordt, om uiteindelijk uit te komen in de naargeestige woestijnstad Golmud. Daar begint het spoor.
Programmeerfouten zijn er in alle soorten en gedaanten, van irritant tot levensbedreigend. In de eerste categorie valt de ‘Ping of Death’, een fout die vorige maand ontdekt werd en nu nog steeds de nodige programmeurs overuren bezorgd. De fout komt er in het kort op neer dat iedere bezitter van een pc met Windows 95 en een Internet-aansluiting met een éénregelige opdracht computers elders op de wereld, ook pc’s van nietsvermoedende netsurfers, kan lamleggen.
Toch krijgt Gollem in zekere zin wel een Oscar. Op 14 februari wordt namelijk een technische onderscheiding door de Academy of Motion Picture Arts and Sciences overhandigd aan de Deense onderzoeker Henrik Wann Jensen, werkzaam aan de universiteit van Californië te San Diego. Wann Jensen is de bedenker van het algoritme dat Gollem zijn levensechte huid bezorgde, waardoor hij als digitaal karakter, anders dan bijvoorbeeld Jar Jar Binks uit de jongste Star Wars films, volkomen natuurlijk opging in een menselijke omgeving.
‘Mensen zijn zeer gevoelig voor het uiterlijk van huid’, vertelt Wann Jensen. ‘Final Fanatasy, een film uit 2001, beschikte over heel subtiele algoritmes om een fotorealistisch effect te bereiken, en toch zag iedereen meteen dat de karakters uit de computer kwamen. Door de computer gegenereerde personages hadden tot nu toe altijd een plastic look.’
Op de middelbare school stak Jan Paul van Waveren al meer tijd in computerspelletjes dan in huiswerk. Toch liep het niet slecht met hem af, zelfs niet toen hij aan de universiteit bezig bleef om met wat vrienden computers aan elkaar te koppelen teneinde elkaar in een spelletje Doom virtueel overhoop te knallen. Binnenkort studeert hij af op de kunstmatige intelligentie die hij voor het schietspelletje Quake III Arena ontwikkelde.
Meestal heet Jan Paul van Waveren, Jan Paul van Waveren, maar soms waart hij rond in duistere kelders, een onwaarschijnlijk groot wapen in zijn handen, schietend op alles wat beweegt. Dan heet hij Mr. Elusive. De laatste tijd heeft Mr. Elusive echter niet zoveel kills meer gemaakt.
Don Eigler is de man die met atomen schuift. In 1990 was hij degene die bedacht dat je met een Scanning Tunneling Microscope (STM) niet alleen atomen in beeld kunt brengen, maar ze ook kunt manipuleren. Toen hij met enkele tientallen Xenon-atomen het woord IBM schreef, ging dat plaatje de hele wereld over. Ook mensen die verder niets met de technologie hadden, waren gefascineerd: een mens kon individuele atomen op hun plek zetten.
Delft, een mottige donderdagmiddag in januari 2002. Don Eigler geeft een lezing. Zwarte bandplooibroek en overhemd met pen in het borstzakje, stropdas, snor, licht grijzend haar in een staartje bijeengehouden. Hij koppelt zijn laptop aan de beamer. Het bureaublad van zijn Windows is niet saai grijs of getooid met het logo van zijn werkgever IBM, maar toont zijn honden Argon en Neon, opvolgers van Xenon, die een poos geleden het tijdige voor het eeuwige verwisselde. De honden zetten een trend: dit gaat over meer dan alleen koele technologie.