Volgestouwd met dorpelingen reed het minibusje over een redelijk rechte weg door bergachtig gebied in Oost-Turkije, op het dak drie fonkelnieuwe ijskasten, nog in het krimpfolie van de fabriek, en een apathische geit. Binnen klonk snerpende Koerdische muziek. De chauffeur hield zijn linkerhand – die met de sigaret – aan het stuur, terwijl hij met de rechterhand zat te sms’en. ‘God is groot’ stond in sierlijke plastic letters op de voorruit, dus de kans dat er iets mis zou gaan was minimaal, maar de enige niet-dorpeling in het busje vroeg zich toch af of de bescherming van boven zich ook tot hem uitstrekte.
Ik vond een vreemde combinatie: een geit op het dak van een busje waarin iedereen druk met zijn mobieltje bezig was. Ergens had ik altijd vermoed dat de introductie van mobiele telefonie voorafgegaan moest zijn door een verbod op het vastbinden van geiten aan imperials. Hier dacht men kennelijk dat die twee dingen helemaal niets met elkaar te maken hadden. Rare boel.