
Fred Hampton was 21 jaar oud toen hij door schietgrage FBI-agenten om het leven werd gebracht. De politicus van de Black Panther party in Chicago was erin geslaagd arme stedelingen van alle achtergronden te verenigen in een coalitie die door de machthebbers als staatgevaarlijk werd gezien. De film die over de laatste jaren van zijn leven gemaakt is, Judas and the Black Messiah, biedt dan ook een cocktail van politiek, een flintertje romantiek en harde actie. Een cocktail die uitstekend werkt.
Het verhaal wordt vooral verteld uit het perspectief van Bill O’Neill, een kleine crimineel die in ruil voor strafvermindering bij de Black Panthers infiltreert. Hij wordt gedwongen steeds verder te gaan, onder meer om geweld uit te lokken, zodat er een excuus is voor arrestaties. Dit perspectief voorkomt dat de film een hagiografie van Hampton wordt. Het is moeilijk geen enkele sympathie voor Bill te hebben en de gewelddadige kanten van de Black Panthers (ook in de onderlinge omgang) worden niet weggepoetst. Kortom, een fijne film, met een slot dat je verontwaardigd de bioscoop doet verlaten.